Toelichting ove rhet monitoring van insecten en ander fauna. (geen reacties)

Hierbij een stuk over monitoren van zowel insecten groepen als ander fauna

Fauna monitoren is naast een leuke hobby , ook nog eens zinvol om de kwaliteit van de natuur te meten en gegevens natuur beheertechnisch te vertalen. In 2011 ga ik het monitoren als nooit te voren helemaal oppakken en uitgebruider mee aan de slag als in voorgaande jaren.



Met gewoon alleen naar fauna kijken ben je vaak na een tijdje uitgekeken , fauna met monitoring is dat juist nniet zo want hoe langer de tijdreeks is hoe interesanter het word en hoe beter de kwaliteit van de natuur gemeten kan worden en vertaald.

Ik heb een aantal monitorings gebieden die al 20 jaar gemonitoord worden.

libellen route vanaf 1998 toen het libellen monitoring inging. dus nu al 14 jaren.

Verzamelde gegevens worden bij mij in het verslag altijd concreet vorm gegeven en natuur beheertechnisch vertaald.

Hierbij een kopie uit een verslag van mijzelf , Hier staats iets over werkwijze en doelstelling. In het verslag staat echter meer info die voor foraisten niet relevant zijn. :::

Doelstelling

Bij een goede verdeling monitoringroutes over Nederland en over de verschillende landschap typen, kunnen we spreken van een dagvlinder ‘en libellen meetnet. dit geld ook voor andere fauna.

Bij het lopen van de monitoringroutes waren de volgende drie doelstellingen;

– Verzamelen van dagvlinder informatie op lokale, regionale en landelijke schaal

over de aantallen en aantalsveranderingen van dagvlinders en het ontdekken van

oorzaken van verandering in aantal dagvlinders

– Door het volgen van de aantalsontwikkeling van dagvlinders op verschillende

plaatsen kan door vergelijking met de landelijke en regionale trends de invloed van

lokale beheersmaatregelen duidelijk worden.

– Er kan enig informatie over verkregen worden over de relatie tussen dagvlinders

En hun biotoop typen, de vliegtijd, het aantal generaties per jaar, de verspreiding,

Verandering in verspreiding en de migratie van dagvlinder soorten

Het monitoren van dagvlinders vindt in heel Nederland, jaarlijks op een vaste werkwijze plaats dat is ook een eerste vereiste om de gegevens jaarlijks en onderling te vergelijken.

De organisatie gebruikt de gegevens voor het landelijke meetnet dagvlinders en de terrein/natuur beherende instantie gebruikt de gegevens voor het opstellen van beheersplannen, bredere kijk op regionaal natuurbeheer en interne kwaliteitscontrole.

Hierbij een stuk met uitleg over fauna monitoring op een website [ecopedia.be] Op deze website is ook ander natuur info zaken te vinden.

De

Monitoring

“Meten is weten”

definitieMonitoring is het op regelmatige tijdstippen gestandaardiseerd beschrijven van parameters om met die verzamelde gegevens na te gaan in hoeverre vooruitgang geboekt werd bij het realiseren van de doelstellingen of de normen. Eenvoudiger gezegd, door het regelmatig tellen van bijvoorbeeld broedvogels of opmeten van vegetaties krijgt men een idee of het gevoerde natuurbeheer wel effectief is.

abstractBij het beheer van natuur- en bosgebieden, wordt vertrokken vanuit beheerdoelstellingen, men wil bijvoorbeeld heide herstellen. Er wordt geprobeerd deze doelstellingen te realiseren via concrete beheersmaatregelen. Dat kan plaggen of maaien zijn. Belangrijk is dat de beheerder op tijd weet of de heide effectief de goede kant opgaat en kan bijsturen indien niet het gewenste resultaat wordt gehaald. Hoe sneller ingegrepen wordt, hoe effectiever het beheer en hoe beter het oorspronkelijke doel kan worden gehaald.

Dat opvolgen van het beheer lijkt simpeler dan het is. Hoe weten we bijvoorbeeld snel dat het met verschraling de goeie kant opgaat, nog voor de zeer zeldzame planten verschijnen. Hoe krijgen we een idee of de vegetatiestructuur al dan niet gunstig aan het worden is voor insecten en of de kleinschalige elementen in het landschap gezonde vleermuispopulaties toelaat?

In elk geval niet met toevallige waarnemingen van willekeurige soorten. Slechts door op regelmatige tijdstippen een vaste meting te doen kunnen we goede conclusies trekken. Stel dat ik op jaar 1 de broedvogels tel in mei, op jaar 2 de vlinders, op jaar 3 terug de vogels, maar dan in september, jaar 4 libellen, jaar 5 terug vlinders maar nu zoek ik drie keer zo lang als in jaar 2… Met die resultaten krijg je een goed idee van wat aanwezig is in je gebied, maar niet of het met de vlinders en vogels nu beter of slechter gaat. Dat kan pas als je ieder jaar letterlijk hetzelfde doet. Zoals de definitie al aangeeft, gestandaardiseerd en op regelmatige tijdstippen.

figuur

Een van de langstlopende monitoringsreeksen op fauna in Vlaanderen zijn die van overwinterende vleermuizen, hier leden van de vleermuizenwerkgroep aan het werk.

uitgebreidDe soortenkeuze moet aansluiten bij het huidige beheer en de uiteindelijke doelstelling. Met andere woorden, de aan- of afwezigheid en dichtheid van de soorten die we gaan bekijken moet iets betekenen. De evolutie van de aantallen en dichtheden moet ons een indicatie geven van of we de goeie kant opgaan of niet.

Van in het begin, bij het opmaken van het beheerplan moet daarom een soortenkeuze worden gemaakt, alsook een onderzoekstechniek en periode worden bepaald. Enkel op die manier kan goed worden vergeleken hoe de huidige gegevens zich situeren vergeleken met die van eerdere jaren. Als we vlinders gebruiken is het bijvoorbeeld niet zinvol elk jaar in een andere maand te tellen. ,

Maar hiermee is de kous nog niet af. We hebben ook nood aan gegevens over de toestand van onze biodiversiteit en de invloed van het beleid. Het is goed mogelijk dat een soort het in één reservaat goed doet, maar op landelijke schaal achteruitgaat, of omgekeerd. Een individuele beheerder zal niet goed kunnen inschatten of de inspanningen die gedaan worden op het vlak van waterzuivering effect hebben op de visstand van de grotere rivieren. Maar ook op dat vlak is bijsturing nodig. Ook hiervoor moet dus een methode worden opgesteld.

Actueel kan men in Vlaanderen spreken van vier grote groepen van monitoring. De op te volgen doelstelling is telkens ander. Uiteraard is er hier en daar een (kleine tot grote) overlap tussen de verschillende groepen.

*Monitoren van algemene biodiversiteit

Monitoring heeft hier tot doel de biodiversiteit in het algemeen op te volgen. Hierbij gaat men klassiek inventariseren (aan- of afwezigheid) of kijken hoe populaties en gemeenschappen zich ontwikkelen (dichtheden opvolgen).

*Monitoren van het natuurbeleid

Hierbij gaat men kijken of het beleid van de overheid het gewenste resultaat heeft. De beleidsdoelstellingen kunnen uiteenlopend van aard zijn. Het te monitoren onderwerp kan vrij eenvoudig zijn (vb het opvolgen van het areaal bos), maar ook complex (vb volledigheid en ontwikkeling van een habitat waarbij een uitgebreid aantal parameters aan bod komen). Voorwaarde is uiteraard dat die doelstellingen zodanig geformuleerd worden zodat ze uit te drukken zijn in min of meer kwantificeerbare en dus evalueerbare cijfers.Een goed voorbeeld is de doelstelling van in Vlaanderen 10.000 ha bos meer te hebben tegen het jaar 2007. Dat is een duidelijke doelstelling die niet zo moeilijk te meten is. We hoeven evenmin te wachten tot 2007 om te zien of het de goeie kant opgaat. Dat cijfer kan jaarlijks gemonitored worden. Reeds voor 2007 kan dan worden bijgestuurd. Tenminste, indien de politieke wil er is. Beleidsmonitoring is gericht op grotere entiteiten: gebiedsoverschrijdend, een biogeografische regio/ecodistricten, een provincie, Vlaanderen, e.d. Dit wordt doorgaans uitgevoerd op het Europees en het Vlaams niveau. Op het Europees niveau zijn de vogel- en habitatrichtlijn belangrijke ‘kapstokken’. Op Vlaams niveau dienen belangrijke natuurbehouddoelstellingen (beleidsdomeinen AMINAL Afdeling Natuur, Afdeling Bos en Groen) en doelstellingen met betrekking tot het landschapspatrimonium opgevolgd worden. Ook op niveau van de provincie en zelfs gemeente kan het noodzakelijk of zinvol zijn om een beleidsmonitoring uit te voeren.

*Monitoring van concrete beheersdoelstellingen op het terrein

Dit is het opvolgen van de in het beheerplan vooropgestelde doelstellingen van een welbepaald natuurgebied. Hierbij worden op het terrein gegevens verzameld die vrij direct gerelateerd kunnen worden aan het gevoerde beheer en de bijdrage van dit beheer tot het bereiken van de doelstellingen. De beheersmonitoring moet, wil ze bruikbaar zijn voor de evaluatie van het beheer, gericht zijn op het natuurgebied zelf. De gegevens die verzameld worden, moeten soms tot in details geënt zijn op het natuurgebied zelf. Monitoring van reservaten, kan (als deze op een gestandaardiseerde wijze gebeurt) wel heel wat gegevens aanleveren die bruikbaar zijn voor de beleidsmonitoring.

*Monitoring in het kader van het erkennings- en subsidiëringsbesluit, ofwel contractmonitoring.

Een vrij specifieke wijze van monitoring is de verplichte monitoring volgens het erkenning- en subsidiëringbesluit (Art. 19 van het Uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverengingen en houdende toekenning van subsidies, 29.06.1999). Voor de erkende reservaten wordt in de eerste 3 vegetatiejaren na de eerste erkenning, en vervolgens om de 5 jaar een monitoringsrapport afgeleverd bij Afdeling Natuur. Dit om aanspraak te kunnen maken op subsidies.

Het monitoringsrapport omvat volgens dit besluit:

– een kaart met de initiële natuurtypes, de actuele natuurtypes en de natuurstreefbeelden (5-jaarlijks)

– een uitgebreide beschrijving van de evolutie van flora en fauna in het erkende reservaat onder invloed van het gevoerde beheer (5-jaarlijks)

– een beschrijving en verantwoording van de mogelijke bijstelling van de gekozen natuurstreefbeelden voor de komende beheersperiode van 9 jaar (5 jaarlijks)

Deze monitoring is in een zekere zin een hybride van beleids- en beheersmonitoring. Naast het verzamelen van gegevens (actueel natuurtype) en de evaluatie van het beheer en de resultaten daarvan (natuurstreefbeeld) moet deze monitoring de administratie (beter) in staat stellen te kijken of de beheerssubsidies leiden tot de gewenste natuurstreefbeelden.

Los van deze indeling wordt soms ook gesproken van geïntegreerde monitoring. Hierbij worden meerdere parameters gemeten die met elkaar in verband staan. Bij het beheer van een verzurend ven zal zowel gekeken worden naar de oever- en watervegetatie, libellensoorten die iets zeggen over verzuring en tenslotte wordt ook de zuurtegraad van het water gemeten. Zowel op het biotische als het abiotische vlak kan dus worden gemonitored. Op die manier krijgen we we compleet beeld van het bestudeerde ecosysteem.

Enkele praktische voorbeelden van monitoring zijn :

Libellen : Bij het tellen worden transecten langs de waterkant gelopen. Een route bestaat uit 100 meter

of 2 transecten van 50 m. Men loopt de route een eerste maal waarbij enkel de juffers (Zygoptera) en de heidelibellen (Sympetrum-soorten) worden geteld. Vervolgens keert men terug naar het beginpunt van de route waarna de echte libellen (Anisoptera) met uitzondering van de heidelibellen worden geteld. De breedte van het transect bestaat uit 2 meter oever en 3 meter (Zygoptera) of 5 meter water voor de echte libellen (Anisoptera) met inbegrip van de heidelibellen (Sympetrum-soorten). Enkel adulte dieren, dus geen pas uitgeslopen dieren (tenerals) of larvenhuidjes (exuvia) worden geteld. Het vangen van de dieren moet tot een minimum beperkt blijven en verstoring moet zoveel mogelijk vermeden worden.

Vlinders: de techniek bij vlinders is over het algemeen een transecttelling op de volwassen dieren. Voor sommige soorten is dat moeilijk en worden speciale methodes toegepast, het zoeken naar eitjes bij de Sleedoornpage (over een vaste afstand haag, een transect) en het Gentiaanblauwtje (een bepaalde oppervlakte Klokjesgentianen) of het zoeken naar poppen bij de Iepenpage.

Vogels: De meeste vogels zijn geen goede beheerindicatoren want de schaal waarin de populaties voorkomen overstijgt meestal verre de schaal van onze reservaten. Het opvolgen van vogels dient dus best op een regionale schaal te worden bekeken, bepaalde kleinere zangvogels niet te na gesproken. Zo’n project bestaat, het is het Bijzonder broedvogelproject Vlaanderen. Het is een gebiedsdekkende monitoring.

Zoogdieren : Ook voor zoogdieren geldt dat een monitoring eerder op beleidsniveau te situeren is dan op beheersniveau. Volgens de erkenningsregeling dienen de Hamster, de gewone zeehond, de Grijze zeehond, Vleermuizen en de hazelmuis te worden opgevolgd. Soorten die bijna uitgestorven zijn en/of niet in reservaten voorkomen. Enkel met vleermuizen valt iets aan te vangen, hoewel ook hier het beleid evenveel bepalend is als het beheer. Vleermuizen zijn te monitoren op drie manieren, via wintertellingen, zomerkolonies opsporen of transecten lopen met een vleermuisdetector. Die kan de echolocatiesignalen van die dieren omzetten naar voor ons hoorbare geluiden. Een specialist kan de meeste soorten wel herkennen.

Amfibieën : Een aantal kikkers en padden zijn gemakkelijk te detecteren aan de hand van hun paarroepen. De tijd die ze in het water doorbrengen, verschilt evenwel sterk tussen soorten. Bij sommige soorten is dat hoogstens enkele uren (b.v. Vuursalamander, Vroedmeesterpad) of enkele dagen. (b.v. Heikikker). De watersalamanders daarentegen verblijven enkele weken of maanden in het water. De meest geschikte weersomstandigheden zijn relatief warme avonden, met een hoge

luchtvochtigheid. Dit is een lijstje met mogelijke methodieken

– avondtellingen van kooractiviteit bij het voortplantingswater (mei t/m juni)

– zoeken van eiklompen (half mei t/m half juni)

– tellen van plonzen (juni t/m augustus)

– zoeken van larven : fuiken (half juni t/m half augustus)

– zoeken van pas gemetamorfoseerde kikkertjes (augustus)

– Fuiken (vergunning)

– Vangst/hervangst (vergunning, specialist)

Werkzat om weer mee aan de slag te gaan.

Groet hans
Bron

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *